De definitieve aanslag van de fiscus is niet altijd ook echt definitief. In bepaalde gevallen mag de belastinginspecteur een navorderingsaanslag opleggen. Wanneer is dat het geval?
Bij de aanslagbelastingen, zoals de inkomstenbelasting (IB) en vennootschapsbelasting (VPB), moet je input aan de fiscus aanleveren in de vorm van een aangifte. De inspecteur beoordeelt je aangifte en legt daarna een definitieve aanslag op. Achteraf kan echter blijken dat er een fout is gemaakt bij het afhandelen van de aanslag of dat de inspecteur niet alle informatie had. De fiscus kan in dat geval terugkomen op de definitieve aanslag, maar niet altijd.
De rechtszekerheid
Wil de inspecteur een fout herstellen, dan moet hij een navorderingsaanslag opleggen. De Belastingdienst kan dit middel echter niet voor alle fouten in de aanslag gebruiken. Je mag er immers van uitgaan dat de inspecteur kritisch naar je aangifte heeft gekeken en dat de aanslag zorgvuldig is opgelegd. De inspecteur moet daarom beschikken over een nieuw feit om een navorderingsaanslag op te kunnen leggen.
Nieuw feit
Wanneer is er sprake van een nieuw feit? Het gaat bij een nieuw feit om informatie waarvan de inspecteur bij het opleggen van de definitieve aanslag niet op de hoogte was en waarmee hij redelijkerwijs ook niet bekend had kunnen zijn. Gaat het echter om een ambtelijk verzuim ‒ de inspecteur heeft de aangifte niet goed beoordeeld en afgehandeld ‒ dan heeft hij niet de mogelijkheid om deze onzorgvuldigheid met een navorderingsaanslag te herstellen. De inspecteur heeft dus wel een bepaalde onderzoeksplicht bij het afhandelen van de aangifte.
Kwade trouw
Een nieuw feit is niet noodzakelijk als het gaat om kwade trouw. Heb je opzettelijk bepaalde gegevens niet opgenomen in de aangifte of verkeerd opgenomen in de aangifte, dan kan de fiscus zonder nieuw feit een navorderingsaanslag opleggen. Het is wel aan de inspecteur om te bewijzen dat er sprake is van kwade trouw. In de praktijk blijkt dat nog behoorlijk lastig te zijn.
Administratieve vergissing
Daarnaast kan de Belastingdienst ook een navorderingsaanslag opleggen als het gaat om een administratieve vergissing. Je moet hierbij denken aan een schrijf-, reken-, overname- of intoetsfout van de inspecteur. Hiervoor is wel vereist dat het voor jou duidelijk is dat het gaat om een administratieve fout van de inspecteur. Dit is bijvoorbeeld het geval als er een nulletje te weinig wordt ingevuld in het systeem of als je gelijk moet zien dat je veel te weinig belasting betaalt. Het moet hierbij wel gaan om incidenten. Is een fout het gevolg van de werkwijze ‒ het gebruikte automatische systeem ‒ van de fiscus, dan is het niet mogelijk om de fout te herstellen met een navorderingsaanslag.
Termijnen
De Belastingdienst heeft niet eeuwig de tijd om na te vorderen. Dit kan tot uiterlijk vijf jaar na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan. Eventueel verleend uitstel door de fiscus verlengt de navorderingstermijn. Voor buitenlandse situaties geldt een langere termijn van twaalf jaar. Legt de inspecteur na deze termijn een navorderingsaanslag op, dan kun je daartegen in bezwaar en beroep gaan.
Belastingtip: Dit artikel is geschreven door de redactie van Fiscaal
Rendement. Meer tips en fiscaal nieuws vind je op www.rendement.nl/fiscaal
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl